Herfst in het paradijs

Al zijn de jongste voorspellingen iets minder somber, de crisis heeft het geloof in de Europese eenwording een fikse knauw gegeven. Hoe moet het nu verder met dat Europese ideaal? 'We krijgen niet meer een Europese samenwerking uit idealisme, maar uit bittere noodzaak,' betoogt Geert Mak in een televisiecollege vanuit het kasteelt Doorn.  

 'We zitten en staan hier op historische grond. Dit is het kasteeltje in Doorn waar de Duitse keizer Wilhelm na zijn vlucht in 1918 zijn verdere levensjaren doorbracht. Ik liep hier weer eens wat rond, en ik kan u verzekeren: dit is een fascinerende plek, een keizerlijk hof, een Europees machtscentrum, maar dan in poppenhuisformaat.

De keizer was dol op kaarten en atlassen. Laten we daar eens een klein experiment op loslaten – ik heb het idee van mijn Oostenrijkse collega Robert Menasse. Probeer eens op zo’n kaart van Europa met alle politieke grenzen die in de loop der geschiedenis zijn getrokken met een zwarte viltstift aan te geven. Die exercitie loopt aan het eind gegarandeerd uit op een bijna gesloten zwart vlak. Trek daarna eens op zo’n Europese kaart voor iedere oorlog die er heeft plaatsgevonden met een rode viltstift een lijn, langs alle linies en slagvelden – de keizer heeft vast wel eens zoiets gedaan op een verveelde zondagmiddag. Wat gebeurt er dan?  Dan verdwijnen al die bloeiende Europese steden, rivieren en valleien uiteindelijk onder een groot vlak met slechts één kleur: rood.

Dat is onze eeuwige Europese probleem: oorlogen. Nederland heeft al die jaren nog redelijk in de luwte gelegen, maar in de meeste Europese landen maakte de afgelopen eeuwen bijna iedere generatie wel een oorlog mee. Kijk maar eens naar al die oorlogsmonumentjes op het Duitse, Franse of Britse platteland: tientallen namen vaak, de helft van de jongens op de dansvloer bij een dorpsfeest.

U kent het verhaal: om aan dat Europese noodlot te ontsnappen is vanaf 1951, met de oprichting van de Europese Kolen- en Staalgemeenschap, een historische experiment van bovennationaal bestuur in gang gezet. Het was en is een beetje te vergelijken met het onafhankelijkheidsproces van de Verenigde Staten, een kleine twee eeuwen eerder. De daarop volgende EG en EU waren, net als toen in Philadelphia, typisch producten van de Verlichting: ja, ook wij in Europa konden de koers van de geschiedenis een fundamentele wending geven.

En inderdaad, gedurende zeker vijf decennia was het Europese project buitengewoon succesvol. Dat is het in veel opzichten nog altijd, vergeet dat nooit. Vrede, die ooit fel bevochten vrede, is voor de huidige generaties Europeanen nu zo vanzelfsprekend als water uit de kraan. En ook economisch zijn de successen spectaculair - praat bijvoorbeeld maar eens met de Polen, de Esten of de andere voormalige Oost-Europeanen. Maar sinds 2010 razen de stormen en de veenbranden door de Unie, en als de EU ooit uit deze crisis tevoorschijn zal komen, dan zal het, vrees ik, een zwaar gehavende Unie zijn.

We spiegelen ons vaak aan dat eerdere historische experiment dat ik al even noemde, dat van de Verenigde Staten. Daarmee kunnen we ons troosten. De Verenigde Staten hadden immers zeker eeuw nodig, plus een Burgeroorlog, voordat ze werkelijk een eenheid begonnen te vormen. Maar dat Amerikaanse voorbeeld is ook een reden tot zorg. Amerika was immers, althans voor de kolonisten, een totaal nieuw land. De diverse staten waren piepjong toen ze samengingen. Bovendien hadden veel burgers min of meer dezelfde achtergrond, waarbij onderlinge taalproblemen nauwelijks een rol speelden.  

En nog was er die Burgeroorlog, en nog lopen tot de dag van vandaag in Amerika de discussies hoog op over de zogenaamde ‘states’ rights’, de autonome soevereiniteit van iedere aparte staat tegenover het federale Washington. Nog altijd hoor je in Minnesota mensen op exact dezelfde manier praten over Washington en, pakweg, een arme staat als New Mexico, zoals wij praten over Brussel en Griekenland. Zelfs de Verenigde Staten zijn dus helemaal niet zo verenigd als van buitenaf lijkt. 

Al willen sommige Europa-idealisten dat nog zo graag, je kunt dus onmogelijk beide historische projecten met elkaar op één lijn stellen. Dat wil niet zeggen dat er niet, voorzichtig, een paar parallellen kunnen worden getrokken.  Want laten we nuchter zijn: ook zonder de euro was de Europese Unie vermoedelijk vroeger of later in een stevige crisis terechtgekomen. Veel van de huidige fricties en problemen horen, tot op zekere hoogte, onlosmakelijk bij de fase waar de Europese eenwording nu doorheen gaat.

In de eerste fase werd, net als in de beginnende Verenigde Staten, de ‘ruimte’ van de Unie vastgelegd:  de ene nieuwe staat na de andere werd toegelaten en tegelijkertijd werden de Europese Commissie, de Europese Raad, het Europese parlement en andere instituties neergezet en verder ontwikkeld.

De tweede fase, waarin we nu zitten, is veel pijnlijker. Onze Europese verknooptheid gaat nu zo ver en zo diep dat de lidstaten op allerlei manieren gedwongen zijn om zich met elkaars interne politiek en levenshouding te bemoeien. Bijvoorbeeld met al die verschillende sociale systemen, begrotingen en pensioenstelsels. In tegenstelling tot het verleden, toen de agressie en de militaire overmacht van sommige Europese landen de grootste bedreigingen vormden, is nu vooral de interne zwakte van sommige lidstaten die de Unie op bepaalde momenten bijna tot de rand van de afgrond brengt – en opnieuw kan brengen. 

Welke invloed heeft dit alles op onze Europese Unie? Als we kijken naar de gevolgen op Brussels niveau, dan hebben de instituties van de Unie – inclusief de euro zelf - deze crisis eigenlijk verbluffend goed doorstaan. Ze bleken veel taaier en flexibeler te zijn dan bijna iedereen verwachtte. Wat dat betreft is het integratieproces in een stroomversnelling geraakt.

Heel anders is het gesteld met de wereld buiten Brussel. Daar is in toenemende mate een omgekeerd proces  in gang gezet, een proces van desintegratie. Ik gebruik met opzet het woord proces: het gaat hier niet om een formeel besluit maar, net als bij integratie, om een keten van kleine en grotere feiten die allemaal min of meer in dezelfde lijn liggen.

Voor onze ogen zien we een Europa van twee, drie en misschien nog meer snelheden ontstaan, een stevige noordelijke euro-zone, een wankelende zuidelijke euro-zone, een groeiende oostelijke en een sceptische westelijke EU-zone, enzovoorts. We zien een Zuid-Europa dat daarbij overspoeld wordt met Afrikaanse vluchtelingen, en een Noord-Europa dat daar met zijn rug naartoe gaat staan. En we zien een onderling vertrouwen, en een onderlinge solidariteit, die razendsnel afneemt.

En dat is niet het enige. De Ierse schrijfster Tanya French schreeuwde het laatst in een opiniestuk van de daken: de Eurocrisis is ook een openbarstende puist van amoraliteit. Als thrillerauteur had ze er verstand van, schreef ze. Het kenmerk van haar misdadige karakters was dat ze, als het om hun eigen handelingen ging, weigerden een verband te zien tussen oorzaak en gevolg. En dus ook weigerden daarvoor enige verantwoordelijkheid te nemen. Exact datzelfde patroon van amoraliteit nam ze waar binnen de financiële sector. En die boodschap komt hard en duidelijk aan bij de jeugd die in een land als Ierland – maar ook overal elders – zwaar getroffen wordt. Die boodschap, die levensles, luidt helder en simpel: wie graait en de boel oplicht komt ermee weg, wie braaf werkt en studeert, wie verwacht om zo een enigszins veilig en stabiel gezinsleven op te bouwen, wie zo onnozel is wordt gestraft. Deze crisis is bij mijn weten de eerste waarin de armen en de nieuwkomers zonder uitzondering het gelag betalen, en waarin onder de rijken nauwelijks slachtoffers vallen.    

Ondertussen holt de steun van de burgers voor het Europese experiment achteruit. Alleen al het afgelopen jaar is, volgens de laatste peilingen, het aantal EU-voorstanders met maar liefst 15 procent gedaald, van 60 naar 45 procent, van een ruime meerderheid naar een minderheid. De uitslag van de verkiezingen voor het Europese parlement kan wel eens heel verrassend worden.

Achter alle financiële tekorten binnen de EU schuilt, met andere woorden, een minstens zo omvangrijk democratisch tekort, en ook die schuld tikt als een tijdbom. Kan dat tekort worden hersteld? Daarvoor bestaan de nodige plannen – met name door het Europese parlement meer bevoegdheden te geven – maar ik vrees dat die gebruikelijke democratische middelen daartoe niet meer voldoen. En wel om twee redenen. In de eerste plaats is er, overal, het nationale politieke theater en dat wil niet dat teveel aandacht wordt weg gesnoept door een nieuw, levendig Brussels politiek theater.  In de tweede plaats is er de afgelopen decennia een nieuw soort mondiaal super-kapitalisme ontstaan, zo machtig en alomvattend, dat de traditionele democratieën daartegen geen weerwerk meer kunnen bieden. Deze crisis, en met name ook de afwikkeling van deze crisis, maakt dat zonneklaar. Waarom wordt de hoogst noodzakelijke regulering van het bankenstelsel alsmaar op de lange baan geschoven? Omdat de macht van de lobby van deze sector overweldigend is. Die macht moet worden ingetoomd, hoe dan ook. Dat is noodzakelijk om het normale kapitaalsverkeer te herstellen, maar dat is het niet alleen: het is een grondvoorwaarde voor het voortbestaan van onze nationale en Europese democratieën.

En toch, dames en heren, en toch verwacht ik dat er na deze crisis een Europese Renaissance komt. In welke vorm ook. Simpelweg omdat zo’n ontwikkeling onontkoombaar is. Maar niet meer als het resultaat van een groots ideaal, maar als iets onvermijdelijks. Net zoals de spoorwegen, de kranten en alle andere nieuwigheden van de 19e eeuw de opkomst van de natiestaten onontkoombaar maakten, zo maken de uitdagingen en de problemen van de 21e eeuw een veelheid aan vormen van Europees bestuur onvermijdelijk. De Europese natiestaten, zelfs de grootste, zijn daar simpelweg te klein voor.

De huidige Europese Unie moet echter op twee terreinen weer in balans worden gebracht. Het eerste terrein stipte ik net aan: de verhouding tussen democratische en buiten-democratische machten. Het tweede terrein is de verhouding tussen lokaal en internationaal, anders gezegd: tussen plaats en ruimte. Veel mensen herkennen zich immers niet meer in de Europese Unie, hebben zelfs het gevoel dat door dat Europa hun thuis, hun eigenheid, hen meer en meer wordt ontnomen. Het gaat hierbij om volstrekt authentieke gevoelens, gevoelens van veiligheid en, aan de andere kant, ontheemdheid, gevoelens die ieder mens kent. Die kun je niet enkel wegzetten als nationalisme of populisme. En die zorgen moet je ook niet overlaten aan dat soort partijen.

Deze crisis biedt een uitgelezen kans om de Europese Unie ook wat dat betreft beter in balans te brengen. Niet door de film terug te draaien naar het oude systeem van keizer Wilhelm en zijn oppermachtige natiestaten, zoals sommigen bepleiten. Wel door begrippen als ‘thuis’ en ‘plaats’ een andere en nieuwe ruimte te gunnen.

Dat kan door veel meer oog te hebben voor wat het plaatselijke kan betekenen voor Europa. Overal, vooral in het zuiden, zie je bijvoorbeeld hoe, door nood gedwongen, parallelle economieën ontstaan gebaseerd op lokale kennis en producten, lokale netwerken – dus zonder tussenhandel -, lokale kredietverstrekking, lokaal vertrouwen. En let eens op de steden, waar creativiteit en innovatie hoogtij viert, tegen alle pessimisme  in, waar migranten komen en gaan, waar de stadsbesturen de nationale barrières doorbreken en elkaar vinden, overal ter wereld. Het zijn stuk voor stuk bewegingen van onderaf, bewegingen van hoop en vertrouwen, bewegingen die simpelweg het gewone leven aan de gewone Europeanen willen hergeven.

Europa is bezig, ook voor deze crisis, ook daarna, met een moeizaam proces, een proces, niet van jaren, maar van generaties. Met opstaan en vallen zoekt Europa zich een weg naar een continent van mensen en menselijke gemeenschappen, in plaats van een continent van staten. Hopelijk wordt zo, langzaam, heel langzaam, die Europese kaart weer bont en licht.'

 

 

Televisiecollege voor de NTR, 17 november 2013