Van de 'logos' naar de 'mythos' [fragment]

De slotalinea's uit Gedoemd tot kwestbaarheid (2005).

Het probleem is, kortom, niet meer óf immigratie moet worden toegestaan – die is er en die blijft er – maar hoe we daarmee omgaan, en hoe we een balans vinden tussen deze noodzakelijke instroom van buitenaf en de verworvenheden van onze eigen samenleving. En dat niet alleen omwille van deze nieuwkomers, maar net zo goed omwille van het behoud van een dynamisch Nederland en Europa.

Op die nieuwe wereld moeten wij ons en onze kinderen voorbereiden, we hebben daarin geen keuze. Het sleutelbegrip is daarbij de zogeheten interculturele competentie, het vermogen om iemand van een andersoortige afkomst te herkennen en zijn woorden en handelingen enigszins te begrijpen. Dit betekent absoluut niet dat je het onderling eens bent. Het gaat erom dat je genoeg van de ander weet om een gesprek te hebben, een manier van omgang te vinden, een compromis te sluiten. Die interculturele competentie was in dit land altijd behoorlijk groot. Dat was niet ‘slap’ of ‘laf’, het was onze hoop en onze kracht.

In deze maanden dreigt die levenshouding overschaduwd te worden door een nieuwe mode: de confrontatie. Bij sommigen heerst op dit moment een sterke neiging om de muren rondom het geestelijke fort  Nederland zo hoog mogelijk op te trekken. Ons land zal zich daardoor steeds meer afsluiten van de culturele dynamiek – slecht en goed – in de rest van Europa en de wereld. Zo kunnen zelfs wij, nuchtere Nederlanders, terecht komen in een gesloten, xenofobe fantasiewereld waarin onze hufterigheid en onze onkunde over heden en verleden als norm worden gesteld, waarin degenen die niet in de de angstpsychose meehollen als ‘slappelingen’ en ‘verraders’ worden aangeduid, en waarin discriminatie en racisme tot nieuwe grondwaarden worden verheven. Daaronder liggen dan de scherven van de jaren zestig: een verloren zelfvertrouwen, een idealisme dat is omgeslagen in cynisme.

Karen Armstrong, een van de grote denkers over de verhouding tussen islam en moderniteit, beschrijft dit proces als een paradigmaverschuiving van de logos, de rede, met haar altijd nieuwsgierige, toekomstgerichte oriëntatie, naar de mythos, een magische, emotionele manier van denken die bovenal naar binnen is gericht, en die vooral in het verleden een richtsnoer zoekt voor deze verwarrende wereld. Dat gebeurt bij christenen en moslims, maar ook bij ons, kinderen van de Verlichting. Ook hier kan overtuiging omslaan in fundamentalisme.

Wie Nederland wil omvormen tot een culturele vesting, reduceert de ingewikkelde tijd waarin we leven tot één grote binnenlandse angstfantasie. Het is een manier van denken die demagogen en sommige politici goed uitkomt, maar die langs de werkelijke problemen heen schiet. Wij, in onze moderne westhoek van Europa, zullen bij onszelf te rade moeten gaan over allerlei vaste waarheden. We zullen spijkerhard moeten zijn jegens degenen die onze gezamenlijke fundamenten willen vernietigen, maar daarin moeten we precies en zorgvuldig opereren. We zullen onze rechtsstaat overeind moeten houden en onze medeburgers moeten verdedigen, niet in de laatste plaats de allerzwaksten: minderheden, allochtone vrouwen en kinderen. We zullen soms pijnlijke maatregelen moeten accepteren, juist om belangrijke en zeldzame kwaliteiten te redden: onze pacificatie, met als nevenproduct onze befaamde tolerantie. We zullen de onverdraagzame islam moeten bestrijden, en tegelijk de humanistische krachten binnen de islam moeten omarmen. En uiteindelijk zullen we naar de bron moeten: de ontworteling, de vernedering, de almaar toenemende woede van de niet-westerse wereld.

Dit is een groot Europees probleem. Wij, Nederlanders, kunnen ons het nationale navelstaren niet langer permitteren. De echte uitdagingen en gevaren van de eenentwintigste eeuw zijn daarvoor te groot.

Wij zijn gedoemd tot kwetsbaarheid.