Nederland in 2025 - Spijtland

‘Merkwaardig genoeg hebben de noodgedwongen soberheid en die nuchtere, aardse problemen een zekere werkelijkheidszin teruggebracht in het publieke debat.’ Geert Mak blikte, op verzoek van NRC/Handelsblad, over de horizon van de verkiezingsuitslag.

Het is een spijtland geworden, het Nederland van 2025.  In het noorden, nu volop geteisterd door de krimp, liggen de nieuwe snelwegen er verlaten bij. Op de vierbaansweg naar Dokkum passeert een enkele fietser. Al dit asfalt werd, tegen beter weten in, tien jaar eerder nog even snel neergelegd, honderden weggegooide miljoenen die nu zo goed van pas hadden kunnen komen.

Heel Nederland is Brabant geworden: overal is het landschap bezaaid met lege megaschuren, de laatste wanhoopspogingen van een uitstervende boerenstand. Op de Maasvlakte en elders zoemen de kolencentrales – brandnieuw, en tegelijk zo treurig 20e eeuws – terwijl de grote achterstand op het gebied van zon- en windenergie nog altijd niet is ingehaald. In de grote steden dreigen, na een moeizaam verbeteringsproces, opnieuw getto’s te ontstaan. De woningcorporaties, aan alle kanten uitgekleed, hebben geen middelen meer om de kwaliteit van de grote woonwijken uit de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw– die toch al zeer matig was - overeind te houden. Bovendien houdt de vierde generatie moslim-immigranten het, na twee decennia pesterij en vernedering, voor gezien: de beter opgeleiden trekken verder, en vooral de slimme en ambitieuze meisjes en vrouwen zijn meer dan welkom in de rest van de wereld.
 
Nederland is opnieuw een eiland geworden. Eeuwenlang voelden de Nederlanders, met hun Hollandse Waterlinie, zich in dat opzicht verwant aan de Britten: in Europa, maar niet van Europa. In de tweede helft van de twintigste eeuw, tijdens die ongekende explosie van massawelvaart, was dat gevoel tijdelijk  verdrongen door het grote Europese ideaal. Maar met de grote economische crisis waren de oude angsten voor het continent weer in alle hevigheid opgelaaid.

Tegelijk vervloog echter in die jaren ook de Amerikaanse droom, die de Nederlandse politiek zo lang had beheerst. De centra van macht, geld en energie verschoven, over de hele wereld, van west naar oost. De Amerikaanse aandacht had zich navenant verplaatst, van de Atlantische wereld naar de Pacific. De Europeanen moesten hun eigen weg maar vinden, meende Washington. Vooral de Nederlanders, met hun ‘Atlantische reflex’, tuimelden daarmee in een diep zwart gat. Meer nog dan andere Europeanen valt het hen zwaar de realiteit van de 21e eeuw te accepteren: dat ze kunnen blijven dromen van hun eiland en hun Grote Broer aan de overkant, maar dat ze in werkelijkheid met duizend en één economische en andersoortige banden vooral verknoopt zijn aan dat vergrijzende, gestaag verarmende, onbeminde Europa.

In één ding zijn we wel goed gebleven: dijken. Overal in het Nederland van 2025 zijn kranen en zandzuigers aan het werk, want na een grote overstroming – door een dagenlange storm op onze kusten kon het opgestuwde rivierwater niet wegstromen - zit de schrik er goed in. Ondanks alle Deltawerken is en blijft Nederland immers een soort Bangladesh, een voor klimaatsveranderingen uitermate kwetsbaar gebied.
Merkwaardig genoeg hebben die noodgedwongen soberheid en die nuchtere, aardse problemen een zekere werkelijkheidszin teruggebracht in het publieke debat. Moeizaam, heel moeizaam, wordt geprobeerd iets van het publieke domein terug te veroveren dat door de elites rond de eeuwwisseling zo gedachteloos en gemakzuchtig is verkwanseld. Daarvoor is eindelijk ruimte, nu de hedonistische generaties van de late twintigste eeuw gaandeweg van het toneel verdwijnen. Daarmee kan eindelijk ook afscheid genomen worden van de parasitaire managerskaste die jaren lang ongestraft een spoor van onheil door bestuurlijk Nederland trok.

De Hoekse en Kabeljauwse twisten uit het eerste decennium van de eeuw zijn eveneens geluwd: we beseffen, beter dan toen, dat onder al die conflicten over religie, immigratie en identiteit hele andere vragen schuilgingen. Bijvoorbeeld over de grenzen van al onze vrijheden. En over het onttakelen van de gemeenschappen waarin we wonen. En over de rol van de staat, die we zo langzamerhand ver uit de buurt willen houden, maar die we tegelijk voor alles verantwoordelijk stellen. En over onze wereld, waarin we steeds minder onszelf herkennen. En over het vertrouwen, ooit zo vanzelfsprekend in dit land, dat zomaar weggelopen is.

En in dit alles gaan de jongeren van 2025 hun eigen weg. Ze vertrouwen alleen op elkaar en op hun eigen kracht, omzeilen behendig overheden, partijen, banken, oude media en andere gevestigde instituties, vinden opnieuw het wiel uit, en daarbij nog veel meer. Het is voor hen prehistorie, de jaren zestig van de vorige eeuw, maar zonder het te beseffen pakken ze toch die draad weer op.

7 april 2010