Driemaal: “Waakzaamheid!”

Lezing in de Rode Hoed, na de moord op Fortuyn – 12 mei 2002
In de reeks ‘Hartstocht in Contrapunt’ van de faculteit der Letteren van de Universiteit van Amsterdam

Mijne dames en heren,

De lijken van de gebroeders De Witt, opgehangen op het Groene Zoodje aan de Vijverberg te Den Haag, 1672. Collectie: Rijksmuseum Amsterdam Nederland heeft een krankzinnige week achter de rug, en er zal nog een krankzinnige week volgen. Het land heeft de eerste politieke moord sinds 1672 meegemaakt, en nu staat het voor de belangrijkste verkiezingen sinds decennia. Onze keuze, aanstaande woensdag, gaat ditmaal om meer dan enkel de machtsvraag. In de Verenigde Staten zette de machtsgreep van George W. Bush een totaal nieuwe toon - niet die van de Republikeinen, maar die van het extreem rechtse fundamentalisme. In Italië gebeurde iets soortgelijks met de komst van Silvio Berlusconi. Het vorige weekend werd in Frankrijk Jean Marie le Pen overtuigend verslagen - maar toch triomfeerde hij, want er was een nieuwe toon gezet. Zo zal ook in Nederland zal de uitkomst van deze twee weken een toon zetten, die lang de muziek zal bepalen.

Ik telefoneer regelmatig met een oude vriend. Hij is ver in de tachtig, en hij kookt van onrust. Ooit stond hij in het concentratiekamp Amersfoort op de appèlplaats, en hij beleefde er de totale willekeur waarmee met het leven van onschuldigen kan worden gespeeld, de absolute rechteloosheid waartoe een mens kan verzinken. Die herinnering heeft hem daarna altijd voortgedreven: er moet recht zijn, en een soort orde, ook tussen de naties. 'Rechteloosheid is de hel,' leerde hij me altijd. Opnieuw, ook tussen de naties, tussen de sterke en de zwakke, tussen de denkende en de anders-denkende.

Nu dreigt die hel zich weer te openen. Mijn oude vriend belt in het rond. We moeten een Comité Waakzaamheid oprichten, het moet opnieuw, zegt hij. 'Maar misschien leven we wel niet meer in de jaren dertig. Toen was Amerika er nog,  als een stabiele factor op de achtergrond, een beschermer van het het gedachtengoed van de verlichting. Nu is Amerika zelf instabiel geworden. We leven weer in de periode tussen 1870 en 1914, die warrigheid, daar lijkt het veel meer op.' Dat zegt hij allemaal, en ik zie zijn intense ogen voor me.

Heeft mijn vriend gelijk? We kunnen aanstaande woensdagavond ongehoorde verkiezingsuitslagen verwachten. Er is een potentieel losgemaakt dat door intellectuelen, liberalen, links-radikalen en sociaal-democraten altijd is genegeerd: de kwaaiige taxichauffeurs, de narrige bejaarden, de buurvrouwen die zich onveilig voelen, de twintig á dertig procent van de Nederlanders die je zou kunnen betitelen als reactionair, verbitterd, of gewoon in de steek gelaten. Die groep zat altijd verscholen tussen de hoge percentages niet-stemmers, vaak logeerden ze noodgedwongen bij de VVD, de CDA en soms zelfs de PvdA. Pim Fortuyn heeft, met zijn dood, deze bittere krachten in één klap gemobiliseerd en onder één noemer gebracht.
We kunnen, kortom een fabelachtige eenmansrevolutie verwachten. Tegelijk is blijft het, ondanks alles, een eenmansrevolutie, een revolutie die vrij snel weer zal uitdoven, omdat er geen organisatie is, omdat het alleen emoties zijn. Het drama van Pim Fortuyn zet het land op zijn kop omdat het een verhaal is dat zich exact voltrekt volgens de wetten van het theater en het drama. Het is de klassieke geschiedenis van de Messias die zichzelf offert, of, als je het anders bekijkt, van de Icarus die de zon te dicht nadert.  Het is een levensdrama over idealen en megalomanie dat zich in de realiteit afspeelt - of beter gezegd, in het schemergebied dat de media realiteit noemen.

Een andere kwestie is, of zijn bliksemcarriére een blijvend spoor zal nalaten als alle emoties geluwd zijn. Daarover valt nog weinig te zeggen. Behalve één ding: de wijze waarop de meeste andere partijen op het fenomeen Fortuyn reageerden en de snelheid waarmee ze zijn prioriteiten overnamen. Die reactie was heel wat verontrustender dat het fenomeen zelf.

Het milieu en het veranderende klimaat - in deze jaren toch geen geringe zaken - waren compleet van de agenda verdwenen. Bij het onderwijs ging het alleen maar over orde en aantallen - geen woord over de inhoud. Cultuur telde al helemaal niet meer mee. Over de problematiek van de Derde Wereld heb ik deze weken geen zinnig woord gehoord. Aan de uitbreiding van Europa - het meest ingrijpende vraagstuk van de komende vier jaar, ook voor Nederland - werd één enkele schermutseling gewijd. Zelden was Nederland zo in zichzelf gekeerd als de afgelopen maanden. Zelden was de blindheid voor Europa en de rest van de wereld groter.

Als ik, kortom, aan deze weken terugdenk dan zie ik niet de beelden van Pim Fortuyn op mijn netvlies - behalve die foto van zijn hartverscheurend eenzame dode liggen op dat asfalt - maar het zwijgen, het jargon, het wegkijken, de angst voor het andere, de geslotenheid en daarmee ook de kwetsbaarheid van de gevèstigde politieke circuits. Als Pim Fortuyn iets zonneklaar heeft aangetoond, dan is het de prerevolutionaire situatie binnen de Nederlandse politiek. Bijna elke revolutie verloopt in meerdere fasen, bijna elke revolutie kent een voor-revolutie, een Johannes de Doper-fase, een 1870, een 1905, een 1923. Fortuyn was een voor-revolutie. Die is nu voorbij. Maar er is iets op til, en er blijft iets op til.
 
We leven in een tijd van verschuivende prioriteiten, en zelfs van verschuivende denksystemen. Structuren die de politiek en het debat lijn gaven - ook op internationaal gebied - verkruimelen. In de rijke landen zijn veel simpele noodzakelijkheden van het leven verdwenen, noodzakelijkheden die waarden en verbanden aan de samenleving gaven die eeuwig leken. Veel mensen hebben het gevoel dat ze nergens meer bijhoren, dat ze verdrinken in alle keuzemogelijkheden - en met name in de Verenigde Staten zoeken velen weer vastheid in starre religieuze opvattingen. Ook in de arme landen neemt de moedeloosheid en de ontreddering toe - en daarmee de verleiding om te vluchten in de eenvoud van het fundamentalisme.

Ondertussen vindt de meest ingrijpende volksverhuizing plaats sinds de mens zijn bestaan veranderde van nomadisch tot sedentair: de massaverhuizing van platteland naar stad. In 1960 leefde tweederde van de mensheid nog in dorpsstructuren op het platteland. In 2025 zal, volgens de laatste prognoses van de Verenigde Naties, tweederde van de mensheid in een stad leven. De gevolgen van die volksverhuizing zien we overal om ons heen: in de megasteden van de Derde Wereld, in de uitpuilende asylzoekerscentra van ons eigen land, in de troosteloze buitenwijken van de Europese steden, in de verlaten dorpen, in de moskeëen in Bos en Lommer, in de haat van de Servische boeren jegens de Bosnische stedelingen, in de honderden biddende boerenvrouwen in de kerken van Warschau, in de radiozender waar ze allemaal naar luisteren, Radio Maria, vol nationalisme, racisme en anti-semitisme.

In het begin van de jaren negentig uitte de Amerikaans/Hongaarse historicus John Lukacs de veronderstelling dat het begin van de 21e eeuw ook wel eens een groot
historisch keerpunt kon markeren: het einde van de moderne tijd. Er is steeds meer grond om die stelling te beamen. In de middeleeuwen wist niemand dat hij in de middeleeuwen leefde. Wij, historici en anderen, zijn ons ervan bewust dat we al twee eeuwen in de zogenaamde moderne tijd leven. Maar we moeten ook beseffen dat die periode nu snel ten einde loopt.

Zoiets gaat natuurlijk altijd geleidelijk. De instituties, sociale gewoonten en uitingsvormen van het oude tijdperk blijven vaak nog lang bestaan. Toch zijn de manieren van denken, de paradigmata die de afgelopen drie eeuwen zijn ontwikkeld, duidelijk aan het veranderen.

Historici hebben aan de zogenaamde 'moderne tijd' bepaalde kenmerken gegeven, zo betoogt Lukacs, en het is opvallend dat de meeste daarvan nu duidelijk op hun einde lopen, of al aan hun einde zijn: de expansie van Europa, de expansie van het blanke ras, de koloniale rijken, de Atlantische Oceaan als wereldcentrum van geschiedenis en besluitvorming, de permanente woon- en verblijfplaatsen, de dominantie van de kleine stad over het grote platteland, het ideaal van de wetenschappelijke objectiviteit, de beschaving van het boek, het liberalisme, het handhaven van de rechtsstaat als hoofddoel van nationale staten, het vruchtbare samengaan van aristocratie en democratie, de vrijheid, de gelijkheid, de broederschap.

'De meeste van deze voorwaarden en idealen zijn nu verzwakt,' concludeert John Lukacs. 'Sommige zijn helemaal verdwenen. Ze werden gecreëerd en belichaamd door instituties die nog steeds bestaan en functioneren, maar met steeds wisselende doeleinden; veel ervan zijn ook verouderd en sclerotisch. We zijn nog niet aan het eind van een tijdperk. Maar we zijn al over de helft, in een overgangstijd naar een nieuw tijdperk waaraan onze afstammelingen een nieuwe naam zullen geven.'

Is er iets te redden van onze tijd, een paar schatten, een paar gedachten uit die middeleeuwen van het jaar 1950? Ik weet niet in hoeverre een mens tegen het tij van de historie in kan zwemmen, maar als ergens mijn hartstocht ligt, dan is het hier: in het behoud van bepaalde waarden uit die moderne tijd, het doorgeven van de lessen van de Verlichting, het omringen van de vrijheid, gelijkheid en broederschap met een ring van vuur. Dat drijft mijn oude vriend voort. Daarom roept hij: 'Waakzaamheid, waakzaamheid!' En als hij dat roept, deze keurige diplomaat, dan moet je heel goed luisteren.

Er is, allereerst, waakzaamheid geboden, de grootste waakzaamheid, om het woord 'broederschap' te redden. De sociaal-democratie, en daarmee bedoel ik ook de christelijke en liberale sociaal-democratie, is en blijft een enorme verworvenheid. Het is een uiterst succesvolle combinatie gebleken van menselijkheid en kapitalisme, van idealisme en nuchtere markt. Maar, zoals de Duitse filosoof Rüdiger Safranski het onlangs in de Groene zo helder zei, de sociaal-democratie kent een enorme bedreiging van binnenuit: de almaar toenemende zelfvoldaanheid van zowel bestuurders als onderdanen. 'De donkere kant van de sociaal-demcratie is dat je na verloop van tijd niet meer ziet hoe kostbaar ze is. De gewenning van een risicovrij leven ligt op de loer. Omdat we gelukskinderen zijn en al enige tijd in een tamelijk beschermde situatie leven, sluipt er gemakzucht in ons mensbeeld.'

Die gemakzucht uitte zich in de gesloten wereldje van links, dat, ondanks alle signalen en alle sociale rhetoriek, geen oog wilde hebben voor de groeiende bitterheid aan de échte onderkant van onze Nederlandse samenleving. Die gemakzucht uit zich ook in de langzame uitholling van onze mondiale broederschap, van de Internationale die ooit miljoenen over de hele wereld tot tranen roerde en golven van herkenning en solidariteit opriep. Waar is het allemaal gebleven? We willen weten welke terrorist in welke grot of in welke straat een bom in elkaar sleutelt, maar doen we nog enige poging om te weten te komen wat er écht omgaat bij de meerderheid van de wereldbevolking die per ongeluk aan de foute kant van de globe geboren is?

Na de bomaanslag op de 11e september gaf de Turkse auteur Orthan Pamuk een fantastische beschrijving van het leven van een gewone burger zoals hij dat vaak meemaakt, het leven in een straatarm, ondemocratisch, vaak Islamitisch land. Zo'n burger weet dat hij veroordeeld is tot een zwaar, kort en meestal onbeduidend leven. Hij weet bovendien dat zijn armoede tot op zekere hoogte ook nog eens het gevolg is van zijn eígen dwaasheden en onvolkomenheden, of die van zijn ouders of grootouders.
'De westelijke wereld heeft nauwelijks besef van dit overweldigende gevoel van vernedering dat gevoeld wordt door de meerderheid van de wereldbevolking, ' schrijft Pamuk. 'Het is een gevoel dat mensen moeten proberen te overwinnen zonder hun gezonde verstand te verliezen, zonder verleid te worden door terroristen, extreme nationalisten of fundamentalisten.'

Dit is de grimmige, getroebleerde privé-sfeer die vrijwel geen exotisch reisverhaal aanstipt, waarover je zelden een politieke analyse leest en die alleen maar nog problematischer wordt door alle oorlogskreten, nationalistische toespraken en nieuwe militaire akties van het westen. Het begrip vermindert, de broederschap lost op, daden en woorden van het westen dragen de wereld in snel tempo verder weg van de vrede.

Een tweede ring van vuur zou ik willen leggen rond het woord 'gelijkheid', of beter: 'gelijkwaardigheid'. Onze veelbezongen democratie behoort, zo vrees ik, al enigszins tot de instituties die Lukacs beschrijft als 'verouderd en sclerotisch'. Jaren geleden vertelde een in Thailand wonende vriend over het politieke systeem in zijn land. Het is hier heel simpel en primitief, zei hij. Er zijn vijf clans die aan hun leden gunsten en functies uitdelen, en die om beurten aan de macht komen, in wisselende coalities. Tot mijn verbazing las ik vorige week zaterdag precies dezelfde analyse van de Nederlandse democratie in NRC-Handelsblad. Zonder één uitzondering deelden de ondervraagden het onbehagelijke gevoel dat er iets heel essentieelsn niet klopt. Ik citeer: 'Democratie is niet meer te herkennen.' 'Naar de periferie.' Langste tijd gehad.' 'Grootscheepse vorm van zelfbedrog en zelfmisleiding.' Let wel, het ging hier niet om een handvol wildemannen, maar om de vrijwel complete top van het Nederlandse politicologengilde, mensen die al jaren beroepshalve het systeem analyseren. Hun unanimiteit, en de terminologie waarin ze zich uitdrukten, was reden tot grote zorg. De demcratie is immers, dat vergeten we vaak, als algemeen geaccepteerd gedachtengoed een betrekkelijk recent verschijnsel. Onder onze grootouders, in de jaren dertig, was democratie nog helemaal niet zo populair. Die pendel kan heel gemakkelijk weer terugzwaaien.

Dit verschijnsel beperkt zich evenmin tot ons land. Het wordt versterkt door een snel toenemende globalisering en internationalisering. Het Amerikaanse Enron-schandaal was ook in dit opzicht onthullend. De ontleding van het Enron-conglomeraat gaf opeens een zeldzame kijk op de interne organisatie van zo'n wereldwijd concern, op de manier waarop een internationaal lichaam opereert dat zich buiten de wetten van welk land dan ook gesteld heeft. Dat bijvoorbeeld wel geld doorsluist aan de publieke zaak, maar niet via belasting, maar enkel via een eigen keuze, aan instellingen en personen die nuttig kunnen zijn. De opkomst van zulke machtige lichamen - en er komen steeds meer , ook in Nederland - overvleugelt iedere vorm van democratisering. Hier is sprake van een nieuwe, ultramoderne vorm van globaal feodalisme - maar in wezen eenzelfde feodalisme als waartegen ooit de Verlichting in opstand kwam.

Daarbij komt nog eens het enorme experiment van de Europese eenwording. Het grand project van Jean Monnet heeft de lidstaten een ongekende vrede en voorspoed gebracht, en, inderdaad, een zekere juridische orde binnen een continent waar dat eeuwenlang voornamelijk leefde in een toestand van oorlog of wapenstilstand. Maar ondanks alle rhetoriek is het nooit een project van de Europese burgers geworden. Het was en het bleef een bijna 19e eeuws elitair, bureaucratisch en zelfs aristocratisch verschijnsel, die Europese Unie. Nog altijd verkeert het Europese parlement in een situatie die sterk doet denken aan de positie van de Reichstag onder keizer Wilhelm II. Dat kan men niet volhouden in deze tijd van massacommunicatie, waarbij burgers minstens het gevoel moeten hebben dat ze ergens over mee mogen beslissen.
Ook dat gebrek aan legitimatie - dat steeds pijnlijker wordt, naarmate de bevoegdheden van de EU zich uitbreiden - wreekt zich nu. Het Europese democratische deficiet spookt weer rond in de nationale politiek van de Europese lidstaten, naar binnengeglipt via diezelfde achterdeur van Berlusconi, Le Pen, Fortuyn en al die anderen. Als een trage golf overspoelt dat deficiet alles wat werkt aan de opbouw van een nieuw Europa, dreigt het alles terug te draaien tot, inderdaad, een marginale, van boven afgedwongen eenheid, inplaats van een levende, op elkaar inwerkende gemeenschap.

Tenslotte is er reden tot waakzaamheid, misschien wel reden tot groot alarm zelfs, rond het woord 'vrijheid'.
Net als in de jaren twintig komt het nieuwe fenomeen dat de gevestigde politiek moet wakker schudden uit Italië. Het is een verschijnsel dat, vrees ik, navolgers zal vinden. Het nieuwe van Berlusconi is een geraffineerde combinatie van moderniteit en nationalisme, plus een sterke neiging om alles wat misgaat af te wentelen op immigranten en andere buitenstaanders. Het Berlusconisme is, net als het Fortuynisme, theatraal en hedonistisch, en in het geval van Berlusconi zelf speelt daarbij ook nog eens een extreme verwevenheid van persoonlijke regeringsmacht met industrie, televisie en andere massamedia. Dat maakt de situatie voor progressief Italië nu al buitengewoon gevaarlijk, maar daarbij blijft het niet. Op langere termijn kan, zo valt te vrezen, ook de rest van Europa hiermee te maken krijgen. 
Een ander kenmerk van het Berlusconisme is overal reeds duidelijk zichtbaar: de buitengewoon losse omgang met de regels van de rechtsstaat. De Leider, de staatsmacht, mag in dit systeem buiten en boven de wet opereren. In Italië worden de regels zonder enige gêne opzij geschoven ten faveure van de grote baas  - er worden zelfs speciale wetswijzingen voor hem geschapen -, in een land als Spanje worden met het grootste gemak alle rechtswaarborgen opgeheven zodra woorden als 'drugs' of 'terrorisme' in het geding zijn.

Binnen een half jaar na de elfde september hebben alle grote Europese landen hun opsporignsbevoegdheden aanmerkelijk verruimd - met name Frankrijk heeft alle regels ter bescherming van de privacy losgegooid in de strijd tegen echt en vermeend terrorisme. Bovendien is eind vorig jaar, zonder enig maatschappelijk debat, het algemene Europese Arrestatiebevel ingesteld. Volgens dat bevel is de politie van iedere lidstaat verplicht om iemand te arresteren zodra de politie van een andere lidstaat dat vraagt. Op die manier kan de bescherming van het uitleveringsrecht worden omzeild, en worden zelfs de zwakste rechtssystemen nu kortgesloten met het Nederlandse recht. Nederland heeft nog kans gezien de scherpste kantjes er af te slijpen, maar toch zitten nu al buitenlanders op deze basis in Nederland vast op mistige verdenkingen, die in het Nederlandse rechtssysteem zelf nooit geaccepteerd zouden worden. Vanaf 2004 kan dat ook met Nederlanders gebeuren. Ooit was het de bedoeling dat het Europese recht van de toekomst zich zou conformeren aan de beste rechtssystemen van de Unie. Nu zien we het omgekeerde gebeuren: de traditioneel meest repressieve systemen van Europa zetten de toon. Onze keten van rechtswaarborgen blijkt even sterk als de zwakste schakel.

Hetzelfde gebeurt op het gebied van drugs, met name ten aanzien van de Verenigde Staten. Niet alleen is het verbijsterend met welk gemak nu al Nederlanders voor lichte delicten worden uitgeleverd aan deze Taliban op druggebied, opvallend is ook de totale afwezigheid van het principe van wederkerigheid bij dit soort zaken. De Verenigde Staten zullen er niet over piekeren om ooit een eigen onderdaan aan Nederland uit te leveren, en zelfs niet aan een internationaal hof. Er is geen sprake van dat de DEA-agenten, die Nederlandse dealertjes in Nederland uitlokten en hen vervolgens wisten mee te slepen naar de VS, dat die agenten ooit aan Nederland zullen worden overgedragen. Toch is hun methode in óns rechtssysteem niet alleen ontoelaatbaar, maar zelfs strafbaar.

Wederkerigheid, en de daarbij behorende gelijkwaardigheid, zijn basisvoorwaarden voor ieder internationaal rechtssysteem. Wannneer die ontbreken is er geen sprake meer van rechtsorde, maar enkel van willekeur, ursurpatie, imperiale overmacht. In het klein is die situatie nu al aanwezig in Italië, althans ten aanzien van de de verlichte media-dictator Berlusconi. De onzijdigheid, de gelijkwaardigheid van het recht voor iedereen is ten aanzien van hem opgeheven.

In het groot vindt die afbraak van de rechtsorde nu ook plaats op internationaal niveau, en uiteindelijk is dat een veel ingrijpender proces.

Nog maar drie jaar geleden, in de tijd van de Kosovo-interventie, verkondigde Tony Blair dat er een nieuw tijdperk was aangebroken, waarin de mensenrechten voortaan met ijzeren vastbeslotenheid en met militaire macht zouden worden gehandhaafd, overal in de wereld. Achteraf bleek die filosofie alleen maar een interregnum, een alibi om orde op zaken te stellen in de Balkan. Sinds de 11e september is over deze verlichte doelstellingen een ijzige stilte gedaald. Australië verdoemt vluchtelingen tot de woestijn. Sudan en Egypte, berucht om hun binnenlandse repressie en, in het geval van Sudan, zelfs slavernij, hebben weer de vrije hand gekregen, als brave bondgenoten in de strijd tegen 'het terrorisme'. De Verenigde Staten, ooit de grote voorvechter voor een internationale rechtsorde, lapt tegenwoordig bijna alle verdragen aan de laars, inclusief klassieke verdragen over de behandeling van krijgsgevangenen en hun eigen grondrechten ten aanzien van de behandeling van gedetineerden. Handelsverdragen en verdragen op het gebied van wapenbeheersing worden genegeerd. De totstandkoming van nieuwe verdragen op het gebied van milieu, klimaat en internationaal oorlogsrecht worden met alle middelen gesaboteerd.

Het is duidelijk dat de belangrijkste wereldmacht niets meer wil weten van een internationale rechtsorde. Tegelijk groeit, internationaal nu, een nieuw soort McCarthy-jacht. Mijn oude vriend heeft, inderdaad, de grootste reden tot waakzaamheid. Vanuit de Nederlandse politiek hoor je, enkele dappere uitzonderingen daargelaten, geen woord.

Rüdiger Safranski, die ik al eerder aanhaalde, spreekt in dit verband van het drama van de vrijheid, het drama waarin alle Europese burgers acteur zijn, terwijl zij het gevoel hebben tot de toeschouwers te behoren. Er zijn teveel opties, zegt hij, en dat leidt tot besluiteloosheid en uiteindelijk tot overschilligheid. En die toestand kan ertoe leiden dat het liberale kader zélf als onbelangrijk wordt beschouwd. 'Wat je direct waarneemt zijn de verwaarlozingsverschijnselen dóór vrijheid. De verwaarlozing ván de vrijheid is moeilijker te zien.'

Wij, sociaal-democraten, liberalen, socialisten, democraten, wij kinderen van de Verlichting, wij zijn zo gewend vooruit te streven, te verwerven, te verbeteren, onze verworvenheden zijn zo vanzelfsprekend, dat we nauwelijks beseffen dat we ons nú moeten verdedigen. Dat is, vandaag, mijn hartstocht, mijn urgentie. Zoals Frankrijk wakker schrok, zo zullen ook wij wakker moeten schrikken. Het ging om essentieële waarden, vorige week, om het recht om zonder vrees alles te kunnen zeggen wat je wilt. Het gaat eveneens om essentiële waarden, de komende week. Wij zijn zo gewend dat ons land en onze steden bestuurd worden op basis van redelijkheid, compromissen en een boel technologie, dat we de normen en die daaronder liggen lijken te vergeten.

Mijn oude vriend, mijn joodse vriend, ja, zei het ooit zo: 'Geen gemeenschap kan ontstaan en zal blijven zonder recht, maar recht wordt onderdrukking en ideologie zonder liefde, of enkel een goede bedoeling zonder macht, net zoals macht onderdrukking wordt zonder liefde en recht, en liefde verandert in pure sentimentaliteit zonder recht en macht.'

Liefde, recht en macht. Vrijheid, gelijkheid en broederschap. Het is tijd voor de hoogste waakzaamheid. Voor ringen van vuur.

Ik dank u wel.


NB

Wat wilde Theodor Herzl nu eigenlijk? In de Nationale Bibliotheek zwoegde ik me door een vergeeld exemplaar van Der Judenstaat, plus nog een paar andere geschriften. Wat direct opvalt zijn alle pogingen om deze droomstaat voor arme Oosteurepse joden aantrekkelijk te maken. Zoals Schönerer uit de geschiedenis een natie kneedde via zijn verhalen over Germaanse stammen en riten, zoals Lueger hetzelfde deed door terug te grijpen op de middeleeuwse katholieke orde, zo verwees Herzl telkens weer naar het grootse Israël van koning David. Maar tegelijk verbond hij, net als zijn tegenstanders, dat verleden met de moderne tijd. De Socialistische Internationale droomde van een achturige werkdag, Herzl's Jodenstaat zou een zevenurige werkdag hebben, weerspiegeld in de witte staatsvlag met zeven gouden sterren. Er zouden overal 'vriendelijke, lichte en gezonde scholen' komen. Veel werk zou worden gedaan door 'arbeidsbrigades' van jongeren. Er zou geen Hebreeuws worden gesproken, maar een veelheid aan talen. De geestelijkheid zou met respect worden behandeld, maar ze zou wel in haar tempels moeten blijven, net als het leger in zijn kazernes. Palestina en Jeruzalem waren niet Herzl's eerste keus - hoewel hij er de propagandistische waarde van inzag.
Ik kwam tot een vreemde, maar bijna onvermijdelijke conclusie: het beloofde land dat grote grondlegger van Israël voor ogen had was, in diepste opzet, niet zozeer een joods Palestina, maar vooral een liberaal Wenen. In Herzl's utopie kwam geen davidsster voor.

- Majoor Rami Kaplan in IHT vorige week, en de andere 434 ondertekenaars van de 'Moed om te Weigeren' brief van Israelische militairen die weigeren te vechten in bezette gebieden, die hun land willen verdedigen, maar die niet door willen gaan met de de verdediging van de onzinnige politiek van de nederzettingen, en vasthouden aan de waarden van recht en vrede.

i. John Lukacs, Het Einde van de Moderne Tijd, Amsterdam/Antwerpen 1993
ii. New York Review of Books, 15 november 2001