De grijze hutkoffer

'De herinnerde oorlog, die oorlog aan de eettafel heeft de naoorlogse generatie veel meer bepaald dan we ons realiseren,' zei Geert Mak op 15 augustus 2018, tijdens jaarlijkse herdenking van de Japanse capitulatie in Nederlands-Indië. 'Ook in politiek opzicht. Wij waren en zijn immers, ondanks al onze verschillen, er diep van doordrongen hoe belangrijk vrede is, en hoe broos.'

Gelige foto's, een paar dikke mappen met brieven, ansichtkaarten, wat onduidelijke spullen, flarden van een familieleven. Het is bij mij allemaal weggestopt in één grote grijze hutkoffer. Ik weet dat die er staat, ik kijk er nooit meer in.

Mar ik weet heel goed dat in die koffer piepkleine briefjes zitten met optelsommetjes en delingen – de stille getuigen van het onderwijs waarmee de nonnen achter het prikkeldraad stug doorgingen, totdat het papier op was en het schoolbord versleten en ze enkel nog het zand hadden om in te schrijven. Ik weet dat er een zelfgetekend ganzenbord in zit, een jurkje van parachutegoed, een stuk borduurwerk van mijn zus Tineke, en ook een zelfgemaakt kalendertje met opwekkende levensspreuken. Er zit een stukgelezen Bruintje-Beer boekje in waarbij vooral de plaatjes met maaltijden nauwkeurig zijn ingekleurd, die tafels met grote puddingen – 'We konden daar heel lang naar kijken,' vertelde mijn broer Hans later. In een mapje zit een reeks vaardig getekende cartoons op WC papier die mijn vader, legerpredikant aan de Birmaspoorweg, ooit op zijn verjaardag kreeg, 'in technocolor'. En ergens ligt ook een bundel vlekkerige papiertjes met notities als: '3 januari 1943: begraven L.,T., en V. 's Avonds gepreekt. 6 januari: vanmorgen begraven D met drie anderen. 9 januari: voor troost speelt Wim Kan vlak naast het hospitaal. 14 januari: LvdB bezweken: 'Groeten aan vrouw en kind.'

Ja, dat woont allemaal in die grijze hutkoffer.

Ik ben van naderhand, ik hoor, net als de meesten van u, tot de generatie met enkel nog dit soort koffers op zolder. We hebben het niet meer meegemaakt maar we groeiden vaak wel op in gezinnen die min of meer ontheemd waren en die met veel moeite en pijn een nieuw thuis probeerden te scheppen – niet zelden vermengd, trouwens, met een stevige portie nostalgie, want hoe verleidelijk is het niet om de film almaar opnieuw terug te draaien en om tien of twintig of honderd jaar geschiedenis stomweg te ontkennen. We hadden te maken met gezinsleden die soms zwaar beschadigd waren. Mijn broers en zus waren vooral weer overlevers, dat had je ook. Ze hadden honger, dood en verderf doorstaan, inderdaad, hun geest had overwonnen, en dat had ze taai en trots gemaakt: niets en niemand kon hen nog wat maken. 'Erger dan dood kan toch niet,' riep mijn broer Gjalt en klauterde probleemloos in de hoogste boom. En hij had lak aan iedere autoriteit. In die sfeer ben ik opgegroeid, niet altijd gemakkelijk, maar ik ben er ziels dankbaar voor.

U zult dit wellicht herkennen. Onze generatie bestond uit typische vredes- en welvaartskinderen, de meesten van ons waren en zijn allesbehalve slachtoffers, en toch zat de oorlog elke dag bij ons aan tafel. Vaak zwijgend, soms ook met duizend en één verhalen want er moest hoe dan ook orde komen in die chaos van herinneringen. Alleen zo kon immers het geschonden zelfbeeld weer worden hersteld, kon de familie weer aaneen worden gesmeed.

Die herinnerde oorlog, die oorlog aan de eettafel, heeft, denk ik, de naoorlogse generatie veel meer bepaald dan we ons realiseren. Ook in politiek opzicht. Wij waren en zijn immers, ondanks al onze verschillen, er diep van doordrongen hoe belangrijk vrede is, en hoe broos. Dat gold decennia lang ook voor veel diplomaten en politici, over heel Europa. Ze gooiden zich voluit op het Europese vredesproject, ze wisten hoe het anders kon zijn, die koffers op zolder gaven hen telkens weer de moed om over hun schaduw heen te springen. De geest overwon zo, ook lang na de oorlog, telkens opnieuw.

***

De geest overwon, maar de geest kon soms ook rare paden bewandelen. In 2009 hield de Nigeriaanse schrijfster Chimamanda Ngozi Adichie een legendarische toespraak onder de titel: 'The Danger of the Single Story'. Dat gevaar ontstaat als ingewikkelde situaties – zoals in Afrika, maar het geldt net zo goed voor de Nederlandse en de Indische geschiedenis - worden teruggebracht tot één simpel verhaal. Herinneringen bepalen immers in sterke mate onze identiteit, ook onze gemeenschappelijke, zo men wil nationale identiteit. Er kan dan gemakkelijk een stille strijd ontstaan om dat ene verhaal. Geschiedenis is, in die eenzijdige benadering, geen poging meer tot kennisoverdracht of het ordenen van een historische chaos. Nee, het verwordt al snel tot een banier waaronder strijdende partijen elkaar te lijf gaan. En allemaal draait het om de vraag, nu weer meer dan voorheen: 'Wie zijn wij?'

Dat gebeurde na de oorlog heel duidelijk met het Indische verhaal. Decennia lang kon dat nauwelijks een plaats krijgen in het Nederlandse zelfbeeld over de oorlog. 'Oh ja, die mensen waren er ook nog, in de Japanse kampen. Sneu!' Dat wegkijken had alles te maken met het Nederlandse droombeeld van nationale 'onschuld' waarin we onze koloniale geschiedenis niet goed konden plaatsen. Maar voor de betrokkenen was het uitermate pijnlijk, en het laat zien hoe die ene eenzijdige benadering van geschiedenis, een geschiedenis zonder vragen en discussie, een vorm van geschiedschrijving die in zijn simpelheid vaak maar al te aantrekkelijk is voor bepaalde leiders en volksmenners, hoe wreed die vorm van geschiedschrijving kan zijn. Ieder mensenleven, zei Chimamanda Adichie, bevat een heel complex aan verhalen. Als je daar slechts één verhaal uitlicht tast je niet alleen de werkelijkheid aan, maar ook iemands menselijkheid. Dat geldt ook voor ons. Toen. Maar nu, voor deze andere wereld, geldt dat net zo goed.

De hutkoffers staan nog steeds op zolder. De oorlogsgeneratie is al bijna helemaal van het toneel verdwenen, en ook hun kinderen beginnen te vertrekken. Opnieuw leven we in een gecompliceerde en gevaarlijke fase van de geschiedenis. De internationale orde die na de Tweede Wereldoorlog met ongelofelijk veel moeite is opgebouwd wordt nu in hoog tempo gesloopt, de ongekende periode van Europese vrede en welvaart lijkt ten einde te lopen. Wat hierna komt, niemand weet het. De geest van toen vervaagt nu snel.

Of niet? Sarajevo, het ooit zo geteisterde Sarajevo, kent sinds kort het Warchild Museum. Alle jongeren die het beleg van de stad, in de jaren negentig, als kind hadden meegemaakt werden opgeroepen om een voorwerp in te leveren dat voor hen, in die zware tijd, van levensbelang was geweest. Er kwamen honderden inzendingen. Toen ik dit voorjaar door het museum liep was het alsof die koffer bij mij op zolder eindelijk weer open ging: opnieuw zag ik briefjes op WC-papier, een zelfgemaakt voetbalspel, kinderkleren van een paar vodden, een vlekkerig dagboekje. Er was zelfs een robotmannetje van blauw en goudkleurig plastic, het lievelingsbezit van een jongetje, Sanin, die soms water of hout moest halen terwijl rondom hem de granaten insloegen. 'Robots zouden dat voor de mensen kunnen doen,' droomde Sanin dan, 'Wat een levens zou dat schelen.'

Sanin leefde, hij overwon en zijn kleine sterke geest overwon.

Zo zal het doorgaan, overal, altijd weer. Omdat we mensen zijn. Door alles heen. Gewond vaak, ja, en toch sterk. Sterke mensen.