Geert Mak over Oekraïne en over de dilemma’s tussen hart en verstand.

Zo tikten ze elkaar af, beleefd groetend, bij de klapdeuren van Hal F. van de Amsterdamse Rai, de gaande en de komende crisis. De hal waar je een laatste corona-prik kon halen was afgelopen zaterdag vrijwel uitgestorven, een gang verder liepen de eerste vluchtelingen binnen. Vrouwen met rolkoffers, een handvol verlegen kinderen, op drift in een nieuwe Europese oorlog, mogelijk de grootste en gevaarlijkste sinds 1945.

Een paar uur later, op de Dam, een voorjaarsbui van warme woorden: ‘solidariteit’, ‘Europese familie’, ‘democratie’. Er werd gezongen en gespeeld, we zwaaiden met vlaggen en borden, we hielden een minuut stilte. Wat waren we machteloos.

Het deed denken aan lang geleden, diezelfde machteloosheid, toen de Sovjet-Unie in november 1956 de Hongaarse vrijheidsstrijd neersloeg met datzelfde botte geweld. Dat leidde op de redactie van deze krant zelfs tot een lijfelijke aanvaring tussen een lid van de hoofdredactie en legendarische de chef buitenland Anton Constandse. Die had, dwars tegen de volkswoede in, een commentaar gepubliceerd onder de titel: ‘Het Westen is geen zelfmoordbrigade.’

Constandse had gelijk, een interventie was op dat moment inderdaad levensgevaarlijk, de toenmalige scheidslijnen binnen Europa lagen muurvast verankerd. Toch had ook dat woedende lid van de hoofdredactie een punt. Want telde de soevereiniteit van een land dan totaal niet mee? Moesten we eeuwig blijven denken in termen van invloedssferen en imperia? Tijdens onderhandelingen in oktober 1944 legde Churchill, zwijgend, aan Stalin een kladbriefje voor met percentages. Dat zou de verdeelsleutel moeten worden tussen ‘Oost’ en ‘West’. Stalin zette, ook zwijgend, zijn paraaf. Zaten we voorgoed vastgebakken aan dat moment, aan de imperiale filosofie achter dit ‘naughty document’? Waren en bleven we, uiteindelijk, machteloos?

‘Iedereen wachtte op de oorlog, maar niemand geloofde erin,’ schreef de Russische oorlogsfotograaf Oleg Klimov op de ochtend van de inval aan zijn vrienden. ‘Om de een of andere reden kunnen mensen geloven in God en in het goede, maar kunnen ze niet geloven in oorlog en in het kwaad. Dat is onlogisch. Als het kwade niet bestaat is het goede er immers ook niet.’

Nee, niemand geloofde erin. In september 2018 stond ik in Kirkenes bij een van de weinige directe NAVO grenzen met Rusland, 95 kilometer in het uiterste puntje van Noorwegen. De bewaking daarvan lag, deels, bij de Jarford-compagnie, een kleine Noorse legereenheid van zo’n 120 vrouwen en mannen. Ze waren jong, opgewekt en goed getraind, vanuit hun jeeps klonk klassieke muziek. Alleen waren die jeeps bijna een halve eeuw oud, en aan de Russische kant van de grens stonden hele divisies. In de TV-serie Occupied rolde via dit besneeuwde grensgebied opeens het halve Russische leger Noorwegen binnen. Is dat realistisch, vroeg ik de commandant. Ze knikte. ‘Toen ik dat zag dacht ik: hemel, iemand roert hier een heel belangrijke kwestie aan.’ Ooit hielden ze jaarlijks een voetbalwedstrijd met de Russen, die tijden waren toen al voorbij.

Onder de titel 2017, War with Russia, publiceerde de Britse generaal Richard Shirreff, tot zijn pensioen de tweede man van de NAVO, in 2016 een thriller waarin Rusland vrijwel probleemloos de Baltische staten binnentrok, terwijl de rest van Europa verlamd van schrik toekeek. Het was de speelse verpakking van een ‘dringende waarschuwing’: het eerste gedeelte schetste, volgens alle experts, wel degelijk een zeer realistisch scenario van een mogelijk Russische optreden, inclusief de westerse reacties daarop. In datzelfde jaar concludeerde de RAND Corporation, die in een war game zo’n Russische inval grondig had nagespeeld, dat Rusland de Baltische staten binnen zestig uur kon overrompelen: ‘Zoals de zaken nu liggen is de NAVO niet in staat om het territorium van haar meest kwetsbare leden te verdedigen.’ De Rekenkamer kwam, wat Nederland betreft, tot soortgelijke conclusies.

De Europese NAVO-landen spendeerden daarna ieder jaar meer aan defensie, gezamenlijk meer dan viermaal zoveel als Rusland, en die geldstroom is nog veel sterker geworden na de inval in Oekraïne. Die enorme bedragen worden echter nog altijd grotendeels vermalen in de nationale militaire molens, met voor ieder land een eigen inkoopbeleid en eigen normen en modellen. In 2018 kenden de Europese strijdkrachten bijvoorbeeld nog 17 soorten tanks, 20 soorten gevechtsvliegtuigen, 26 soorten houwitsers en 29 scheepstypes. Van een slagvaardige eenheid was in de verste verte geen sprake, en zo liggen de zaken nog steeds. Nationale soevereiniteit boven alles. Ondertussen blijven we, als het erop aankomt, compleet afhankelijk van de luimen van welke Amerikaanse president ook.

Ook op andere terreinen is Europa op geen enkele manier op deze situatie voorbereid. Op dit moment komt 40 procent van het gas waarmee we onze huizen verwarmen en onze industrie draaiende houden uit Rusland. Volgens berekeningen van het Brusselse onderzoeksinstituut Bruegel stort Europa op die manier, bij de huidige hoge energieprijzen, dagelijks voor 850 miljoen dollar in de oorlogskassen van Poetin.[1] Met name Duitsland, dat bijna een derde van zijn energiebehoefte uit Rusland betrekt, heeft zich zo afhankelijk gemaakt dat, aldus de Duitse regering, een invoerblokkade ondenkbaar is. Het zou, zo erkende bondskanselier Scholtz afgelopen week, een complete maatschappelijke ontwrichting veroorzaken.

Een gemeenschappelijk regeling van energiekwesties hoorde vanaf het allereerste begin, via de Europese Gemeenschap van Kolen en Staal, tot een de belangrijkste doelstellingen van de Europese eenwording. Toch bleven die vraagstukken in de praktijk in handen van de nationale staten. Elk land koos, net bij defensiekwesties, al die jaren voor eigen oplossingen: eigen exploitatie van hulpbronnen, eigen kernenergie – of juist niet-, eigen contracten met Rusland en andere leveranciers. Duitsland liet twee directe ‘Nord Stream’ gasverbindingen met Rusland bouwen, om Oekraïne heen, bewust blind voor de enorme politieke gevolgen van dit project. Het Hongarije van Orban liet zich omkopen met uitermate gunstige gascontracten. Het koopmansland Nederland verzon een handig verdienmodel met de zogenaamde gasrotonde en joeg de schaarse energie er bovendien met onverantwoorde zorgeloosheid doorheen – het omstreden en nog te bouwen datacentrum in Zeewolde zal bijvoorbeeld ongeveer net zoveel energie verstoken als alle Amsterdamse gezinnen bij elkaar.

Pas in 2007, met het verdrag van Lissabon, kreeg de Europese Commissie de bevoegdheid om zich met energie te bemoeien. Maar ook daarna bleef de nationale soevereiniteit voorop staan, de vrije markt zette de toon, geopolitieke overwegingen telden niet.[2] Het Poetin-regime liet vanaf 2008 – Georgië, de Krim - steeds vaker zien waartoe het in staat was, tegelijk werden al die afhankelijkheidsrelaties gekoesterd en uitgebreid. Over de enorme risico’s werd zelden gesproken. Laat staan over onze machteloosheid, als het erop aan zou komen.

En nu is dan, na de 24e februari 2022, alles honderdtachtig graden gedraaid. Opeens staat het hele Europese veiligheidssysteem op losse schroeven. De oude Europese orde, de wereld van soft power in plaats van hard power, het is plotseling voorbij. Rusland wordt bestookt met sancties, de NAVO staat op scherp, Finland en Zweden denken serieus over een mogelijke toetreding, Oekraïne wordt overspoeld met westerse wapens waaraan – ongehoord – ook de EU meebetaalt, Duitsland heeft in één weekend de Ostpolitik overboord gegooid en steekt nu alle energie in het opbouwen van een effectieve krijgsmacht, ook in veel andere Europese landen vliegen de defensiebudgetten omhoog, de interne spanningen tussen Oost en West en Noord en Zuid lijken vergeten, zelfs het eeuwig neutrale Zwitserland kiest, met pijnlijke financiële sancties, partij. Wat politici en diplomaten in twee decennia niet wisten te realiseren lukte Poetin binnen een week: een zeldzaam hecht en eensgezind Europa.

Die omslag had een keerzijde. De ‘soft power’, de principes van tolerantie en kosmopolitisme, het waren de basisbeginselen waarmee al die verschillende lidstaten hun onderlinge betrekkingen meer dan driekwart eeuw in vrede wisten te regelen – en dat gold ook voor de rest van de wereld. Ze vormden een essentieel onderdeel van de Europese identiteit. Nu staat ook die grondslag op losse schroeven.

Oorlog verleidt tot een besmettelijke manier van denken. Stefan Zweig beschreef in zijn herinneringen met enige ironie het ‘oorlogsenthousiasme’ van 1914: iedereen had het gevoel opeens deel uit te maken iets veel groters, iedereen voelde zich onoverwinnelijk, iedereen wilde erbij zijn, Shakespeare werd verbannen van het Duitse toneel, Mozart verdween uit de Franse en Engelse concertzalen. Exact hetzelfde gebeurt nu: concerten met Russische componisten worden afgelast, tentoonstellingen met Russische werken worden opgedoekt. Rusland wordt compleet ‘gecanceld’, naast alle officiële sancties trekt ook het ene bedrijf na het andere, van Shell tot Mc Donald, zich uit het land terug. Zelfs de Amsterdamse Zuid-As, het rovershol dat Nederland jarenlang in stand hield om mee te kunnen profiteren van de Russische dievenbende, komt in beweging. Het is alsof de gordijnen plotseling opengaan in een smoezelig bordeel, alsof iedereen wegrent, na jaren van collaboratie, het is alsof alle schaamte opeens afgedekt moet worden met grootse gebaren en papieren heldendom.

Bepaalde sancties zijn nuttig en terecht, laat dat duidelijk zijn. Toch is er zo langzamerhand duidelijk sprake van overcompensatie. De Britse Europa-analist Hans Kundnani, op dit terrein vanouds een havik, waarschuwde in The Guardian: ‘We nemen haastig dramatische stappen die we jarenlang hebben tegengehouden, maar zonder een duidelijk idee van wat we proberen te bereiken en in een compleet andere en veel gevaarlijker situatie dan die van voor de aanvang van de oorlog.’ [3] En sanctie-expert Nicolas Mulder, auteur van The Economic Weapon, noemde in een tweet de manier waarop het westen halsoverkop overging van ‘gerichte sancties’ naar een ‘financiële oorlog’, zonder duidelijke doelstellingen of heldere voorwaarden, zelfs ‘ronduit beangstigend’.

Voor een ‘financiële oorlog’ geldt hetzelfde als voor een gewone oorlogssituatie: gemakkelijk om erin te stappen, zeldzaam lastig om er weer uit te komen. Al met al zien we zo een optelsom van Europese crises ontstaan, bijna als een perfect storm: een ingrijpende crisis rond onze defensie, een ongekende vluchtelingencrisis, een ernstige energiecrisis, een toenemende klimaatcrisis, een economische crisis en bovendien een ingrijpende voedselcrisis – Oekraïne blijft een van de graanschuren van de wereld – met alle politieke gevolgen van dien.

De Bulgaars/Franse filosoof Tzvetan Todorov beschreef ooit het ‘heroïsche universum’, de wereld van ‘de held’ die ideaal is voor grootse verhalen en die enkel uit tegenpolen bestaat: ons en hen, vriend en vijand, moed en lafheid, held en verrader, zwart en wit. Gewone mensenmoed is iets totaal anders. Marina Ovsynnikova, die tijdens het avondnieuws van het Russische Eerste Kanaal door het beeld liep met een protestbord tegen de oorlog, was een ongekend moedige vrouw die juist weigerde om aan het heroïsche universum mee te doen. De complexiteit van het gewone leven – Marina is het kind uit een Russisch/Oekraïens huwelijk - de noodzaak van smerige compromissen, het bestaat immers niet het heroïsche universum. Niet in het Russische, niet in het Oekraïense, niet in het onze Dat is het gevaar van dit moment.

De Duitsers spreken wel van ‘Gesinnungsethik’, beslissingen waarbij de eigen moraal en emoties de boventoon voeren, en van ‘Verantwortungsethik’, beslissingen waarbij vooral gelet wordt op de gevolgen en het eindresultaat. Dat dilemma speelt nu overal. Wie enkel denkt vanuit de heldenrol zal gemakkelijk verleid worden tot standpunten die ‘goed’ voelen, maar die gegarandeerd desastreus uitpakken. Bijvoorbeeld het uitroepen van een ‘no-fly zone’ of het Poolse plan voor een NAVO-interventie, verpakt als humanitaire missie. Wie, aan de andere kant, enkel denkt vanuit de ‘Verantwortungsethik’ zal nooit iets begrijpen van de ontembare moed waarmee het Oekraïense volk vecht voor zijn en onze vrijheid. Wie zo denkt zal grootse perspectieven – zoals een EU-kandidatuur – tot het einde der tijden in het Brusselse bos laten verdwijnen. Oekraïne verdient meer, na alles wat er is gebeurd. Het verdient een concreet gebaar, concreet perspectief: de officiële status van kandidaat-lid van de Europese Unie. Daarna heeft het land nog een lange weg te gaan, richting EU, maar het begin is er. Helder en duidelijk.

Nee, de Europese Unie is geen zelfmoordbrigade. Maar het is ook geen kruidenierswinkel.

Poetin heeft met zijn overval alles bereikt wat hij níet wilde: een Oekraïne dat zich, meer dan ooit, heeft samengebald tot één natie – vanaf nu een vijandelijke natie bovendien -, een waakzaam en verenigd Europa, een alom aanwezige NAVO aan zijn grenzen, een gigantische politieke en economische schade, een ongekend isolement. In militair opzicht is hij bovendien aan de verliezende hand, wat het toepassen van extreme geweldsmiddelen – chemische wapens, zelfs kernwapens – verleidelijk maakt. De huidige internationale situatie is daarom gevaarlijker de Cuba-crisis in 1962. Ook toen stonden de kernmachten tegenover elkaar, maar uiteindelijk ging het om het terugtrekken van raketsystemen over en weer, een rationele uitruil van compromissen. Nu gaat het om aspiraties waarover bijna geen compromis mogelijk is, nu lijkt het enkel een kwestie van winnen, verliezen of uitstel van executie.

Zo sta je ernaast, en je verbijt met woorden je woede. Iedereen is als de dood voor een verdere escalatie.

Iedereen is ook als de dood voor een tweede München. Hart en verstand. Dat is de kern van onze machteloosheid.

NRC/Handelsblad, 19 maart 2022


[1] Simone Tagliapietra e.a., How to Wean Europe Off Russian Gas as Swiftly as Possible, New York Times, 12 maart 2022.

[2] Zie ook Ruud Goossens, De illusie van soevereiniteit, De Standaard 21 januari 2022.

[3] Hans Kundnani, First, we did too little to oppose Russia. Now do we risk going to far the other way. The Guardian, 13 maart 2022